Langer thuis of doorstromen?
Door de vergrijzing wordt ‘Wonen’ voor ouderen en beleidsmakers een serieus vraagstuk. Onduidelijkheid en verwarring ligt op de loer in de benadering van dit vraagstuk. Een onderscheid in een derde en een vierde levensfase is cruciaal voor een effectieve aanpak
Kluts kwijt
Je moet wel een hele koele kikker zijn om de kluts niet kwijt te raken als het gaat om wonen voor ouderen. Het is bijna niet bij te benen. Het ene rapport is nog niet uit, of het andere is al weer onderweg. Overheid, woningcorporaties en kennisinstellingen vormen visies en adviezen met welluidende titels. ‘Hoe pakken we de huisvesting voor ouderen samen aan’ , ‘Doorstroming van senioren stimuleren op de woningmarkt’, ‘Oud en zelfstandig in 2030 een reisadvies’.
Nijpend
Het wonen voor ouderen is ontegenzeggelijk een nijpend probleem. Daar is iedereen het over eens. De gebruikte terminologie geeft onbewust het negatieve aspect al aan. Het woord ‘huisvesting’ gebruiken we meestal voor een vervelende groep die ook ergens een plekje moet hebben. De modale burger van middelbare leeftijd, die is niet gehuisvest, maar woont gewoon in een Vinex wijk. Ook in het woord levensloopbestendig zit, in analogie van weersbestendig, iets in van weerbaar zijn tegen dat vervelende ouder worden.
De vergrijzingscijfers spreken voor zich. Er moet wat gebeuren. Ook de blijdschap over het plan van het kabinet en belangenorganisaties om tot 2031, 160.000 ouderenwoningen en 50.000 verpleegzorgplekken te realiseren, geeft aan hoe groot het probleem is. En dat gaat dan waarschijnlijk over de hoogstnoodzakelijke voorzieningen voor mensen die kwetsbaar en afhankelijk zijn. De ‘mitsen en maren’ die bij dit plan zijn genoemd, namelijk mits de financiering lukt, mits voldoende beschikbare locaties, mits voldoende personeel, onderstrepen nog maar eens de complexiteit van de problematiek.
Chagrijn
Blijf daar maar eens rustig onder, bijvoorbeeld als beleidsambtenaar bij de gemeente. Want de ouderen zijn niet het enige probleem op de woningmarkt. Voor starters is er niets, voor jongere zorgbehoevenden te weinig en er moet ook nog invulling worden gegeven aan verduurzaming, vergroening en sanering in het buitengebied. De weinige ambtenaren die hier expertise in hebben raken overwerkt van de vele visies die zij moeten schrijven over deze onderwerpen. Daarbij krijgen zij ook nog te maken met lastige vragen en chagrijn. Waarom is er niets? Waarom nu pas, hebben jullie zitten slapen? Waarom moet dat allemaal zo lang duren? Op Webinars wordt gekscherend verteld dat de mensen die met een eigen initiatief voor een woon-zorg-project komen, zelf meestal niet meer meemaken dat het worden gerealiseerd. Klinkt grappig, maar het is wrang en het is niet direct op iemands conto te schrijven. Het is het systeem, de procedures en misschien ligt het ook nog wel voor een deel aan de eisen die worden gesteld.
Keuzestress
De bezorgdheid over wonen straalt ook af op de jonge ouderen. Hoewel het overgrote deel van deze groep nog veel te weinig aandacht heeft voor het woonthema en het vooral een onderwerp vindt voor hun eigen ouders of de buurman van 85, is er soms ook al sprake van keuzestress. Dan komt er bijvoorbeeld een levensloopbestendige woning vrij in de buurt. Eigenlijk veel te duur, te klein, geen fijne omgeving… eigenlijk wonen we nog best wel leuk en willen we nu net een beetje gaan genieten…maar toch…wat te doen? Straks zijn we te laat. Help!
Ook de oudere ouderen horen de berichten over het gebrek aan plekken voor verpleging en verzorging. Zij liggen dan weer wakker met de gedachte: “Stel je voor dat ik een keer val, wat dan? Waar kan ik terecht?”
Die keuzestress wordt alleen maar groter door alle verschillende woonvormen waarover wordt gesproken. Wat wil je? Een aanleunwoning, een woon-zorgcomplex, een serviceflat, een levensloopbestendige woning, een kangoeroewoning, een mantelzorgwoning, gemeenschappelijk wonen voor ouderen, gemeenschappelijk wonen met verschillende leeftijden, een thuishuis, moderne hofjes, een particulier wooninitiatief, gestippeld wonen, harmonica wonen, kleinschalig wonen of de woning splitsen…? Kom daar maar eens uit.
Verwarring
Daarbij komt nog dat er langzaam aan een soort Babylonische spraakverwarring dreigt te ontstaan. Over welke ouderen hebben we het eigenlijk? Over mensen in de vierde levensfase, die kwetsbaar zijn en langzaamaan hulpbehoevend worden? Of ook over de jonge ouderen die nog vitaal en actief zijn. Voor wie precies zijn die huizen die moeten worden gebouwd? Waar begint de urgentie?
Het mantra van de afgelopen jaren was ‘langer thuis blijven wonen’. Maar hoe is dat precies te rijmen met de wens dat mensen eerder uit hun huizen moeten vertrekken om de doorstroming te bevorderen? Huh? Ja, ‘een thuis is iets anders dan een huis’. Het is allemaal wel uit te leggen, maar duidelijker wordt het er niet op.
Dat geldt ook voor de eisen die aan een geschikte woning voor ouderen worden gesteld. Geldt dat wel voor alle groepen? Wordt het soms niet een beetje overvraagt? We willen graag op loopafstand een grote full service supermarkt, een gezondheidspraktijk, een apotheek en een bus- of tramhalte. Wie wil nou niet wonen in die mooie centraal gelegen kloostertuin, grondgebonden, een laags gebouwd, met groentetuin en gezamenlijke ruimte tegen een sociaal huurtarief? Maar is dat wel een realistisch perspectief?
Duidelijkheid
Het zou iedereen helpen als meer duidelijkheid wordt geboden. Als het ‘wonen voor ouderen’ niet op één hoop wordt gegooid, maar bijvoorbeeld een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen wonen & zorg enerzijds en het levensloopbestendig wonen aan de andere kant. Als het helder is over wie er wordt gesproken en waar precies de urgentie ligt.
Het ligt voor de hand om sowieso urgentie te leggen bij de mensen in de vierde levensfase, die kwetsbaar en hulpbehoevend zijn. Voor die groep moeten als de wiedeweerga zaken geregeld worden.
De mensen in de derde levensfase hebben nog de tijd om met het thema ‘wonen’ aan de slag te gaan. Als ze dat beseffen en daarin worden geïnformeerd en geïnspireerd krijgen ze daar misschien ook meer zin in dan nu het geval is. Als het idee van zorg wordt losgekoppeld van hun zoektocht, ontdekken ze misschien dat het een mooi avontuur is om te onderzoeken hoe ze willen wonen. Om dat wiel eens rustig uit te vinden. Voor deze groep ligt het accent niet zozeer op de vraag: hoe kan ik langer thuis wonen, maar veel meer op de vraag: hoe, waar, met wie zou ik later willen wonen en welk pakket aan eisen zou ik daaraan willen koppelen. Dat geeft een wezenlijk andere toon aan het thema.
Zij kunnen dan ook zelf bepalen wat geschikt is. Wellicht ontdekken ze dat de apotheek en de supermarkt ook spullen thuis kunnen brengen. Dat in een geclusterde woonvorm het mobiliteitsprobleem minder groot is en dat de huisarts dus niet perse spreekuur hoeft te houden naast de bushalte. Misschien vinden ze dat het ook wel heel leuk is om met jongeren samen te wonen en dat het helemaal niet altijd nodig is om dure projectontwikkelaars in te schakelen. Misschien blijkt dat het wonen in een groene omgeving de voorkeur heeft boven het leven in het centrum, of ze komen er achter dat het wonen in het centrum alleen maar mogelijk is in de vorm van een appartementencomplex met 5 bouwlagen.
Inspiratie
Onduidelijke brede visies over huisvesting van ouderen en ingewikkelde pakketten van eisen zullen de jonge ouderen in ieder geval niet inspireren. Een duidelijke scheidslijn in het beleid en in de benadering van de verschillende doelgroepen is daarom essentieel. De kwetsbaren ontzorgen en praktische oplossingen bieden. De jonge ouderen informeren, inspireren en hun initiatieven faciliteren. Als de grote en hard groeiende groep mensen in de derde levensfase hier hun weg in gaat vinden, zal de urgentie voor snelle oplossingen in de vierde levensfase ook minder groot worden, ook al ligt de focus niet direct op zorg.
JongeOuderen.nl
Juli 2021