Selecteer een pagina

Nog veel vragen rondom preventie.

Onze vergrijzende samenleving vraagt om een maatschappelijke inspanning, zowel reactief als preventief. Reactief is die maatschappelijke inspanning goeddeels ingericht. We weten hoe te reageren op de gevolgen. Er zullen zich op dat terrein vooral vraagstukken voordoen in de zin van capaciteit, efficiëntie en betaalbaarheid. Bij de preventie is de inhoud en aanpak niet zo eenduidig. Wat dan? Hoe dan? Wie? Wanneer? Het zijn vragen die verlammend kunnen werken en die aandacht vragen.

 

 

Reactie op de gevolgen van vergrijzing

De gevolgen van vergrijzing zijn uit te tekenen. Er ontstaat een grote druk op wonen, zorg, sociale cohesie en de betaalbaarheid van voorzieningen. We zijn door de pandemie inmiddels wel wat gewend, maar als ‘alles weer normaal wordt’, zal ook de druk weer gaan oplopen. Inhoudelijk zijn er geen grote vraagstukken. In principe weten we wat te doen met de gevolgen; er zijn instituten voor ingericht. Als er suikerziekte ontstaat, hebben we een oplossing. Als dementie zich voordoet, weten we wat te doen. Als thuis wonen niet meer mogelijk is, dan zijn er voorzieningen. Niet dat het daarmee gemakkelijk te regelen is, maar de maatschappelijke inrichting voor het omgaan met deze problemen is er. We weten bij welk loket we aan kunnen kloppen en wie er aan het werk moet. Dat wil overigens niet zeggen dat er geen problemen zullen ontstaan. Die zijn er nu al, maar de aard is meestal niet inhoudelijk. Het zijn vooral vraagstukken die te maken hebben met capaciteit, doelmatigheid en betaalbaarheid.

Preventie

Bij preventie is dat wezenlijk anders. Daar zijn nog veel inhoudelijke vragen. Wat betekent het precies? Wie voert het uit? Op wie is het gericht? Hoe pakken we het aan? Wat werkt? Op welk moment moet worden geïntervenieerd? Welke onderwerpen of thema’s worden aangepakt? Welke pro-activiteit kan worden verwacht van ouderen? Wie betaalt?

Op zichzelf zijn deze vragen niet vreemd. Een gedegen preventieve aanpak komt altijd later dan de reactieve of curatieve aanpak. “Hoe blussen we de brand?” is de vraag waar de eerste focus op ligt. “Hoe voorkomen we de brand?” komt later en is aanzienlijk ingewikkelder te beantwoorden. Het gaat over gedrag van mensen en over draagvlak. Over verantwoordelijkheid nemen terwijl er geen direct concreet probleem is. En nooit is precies helder waar de kosten en waar de baten liggen en hoe deze zich verhouden. Bij het reactieve traject is het een kwestie van verzekering, bij preventie is er altijd wel weer die bekende vraag aan zoete lieve Gerritje: wie gaat dat betalen?

In een korte exercitie door webpagina’s van BeterOud, RIVM en LoketGezondLeven van het ministerie van VWS zijn al wat antwoorden te vinden op de hier gestelde vragen.

Wat?

In de context van vergrijzing wordt preventie toegepast op diverse onderwerpen waarop. Op het ‘Loket gezond leven’ van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport staat een overzicht van interventies voor mensen van 65+ die als waardevol worden beschouwd. Valpreventie, fysieke activiteit en bewegen, voeding, eenzaamheid, alcoholgebruik. Op andere plaatsen wordt ook stoppen met roken, hulp bij internetgebruik, boodschappendiensten of hulp in het huishouden genoemd. Gezond ouder worden lijkt het hoofddoel, maar dan in de moderne definitie van ‘gezond’, want ook het bevorderen van sociale contacten, het zelfstandig functioneren en veerkracht zijn doelen. Vroegopsporing of vroegsignalering zijn ook een onderdeel zijn van een preventieve aanpak. Bij eenzaamheid is dit bijvoorbeeld een wijdverbreid fenomeen.

Voor wie?

Welke ouderen worden er in de preventieve sfeer benaderd? Een rapport van RIVM beschrijft 4 categorieën: vitale ouderen, ouderen met verhoogd risico op kwetsbaarheid, kwetsbare ouderen zonder complexe problematiek, kwetsbare ouderen met complexe problematiek. De kwetsbare ouderen zijn in de praktijk de belangrijkste doelgroep. Meestal onderzoekt men in de aanloop van een interventie welke kwetsbaarheid er speelt om daarop dan vervolgens te acteren. Een veel genoemd voorbeeld is het integrale buurtproject ‘Even Buurten’ dat in Rotterdam is uitgevoerd en door de Erasmus Universiteit is gemonitord. Dit project richtte zich expliciet op de kwetsbare ouderen

Wanneer?

Het juiste moment kiezen voor een preventieve interventie is moeilijk. Er is geen probleem, maar wel een boodschap en de vraag is: op welk moment is iemand daar ontvankelijk voor? Dat is niet voor iedereen hetzelfde. Ouder worden is een proces dat bij  iedereen anders verloopt en nauwelijks te koppelen is aan een specifieke leeftijd. Toeval speelt een grote rol, maar ook de omgeving, het verleden en niet te vergeten: de sociale status. Een valpreventietraining zal met weinig enthousiasme worden ontvangen door de 70-jarige die nog drie keer in de week hardloopt, de voorlichting over dementie zal jonge vitale ouderen niet boeien, tenzij zij toevallig zelf nog ouders hebben.

Naarmate er meer ervaring komt in de preventie gericht op het ouder worden, wordt duidelijker waar de geschikte momenten liggen. In de hele periode van ouder zijn specifieke momenten aan te geven. Bekend is bijvoorbeeld dat de leefstijl enkele maanden na het stoppen met werken een soort vakantiemodus aanneemt, wat niet altijd positief is. Daarom is het slim om ergens in die periode een impuls te geven aan een gezondere leefstijl. Misschien is het ook slim om in de laatste fase van de werkzame periode al te oriënteren op andere bezigheden. Maatwerk en voortdurend onderzoek naar de geschikte momenten van overdracht zal de vraag ‘Wanneer?’ geleidelijk beter inkleuren.

Door wie?

Zoals in het vorige blog “Gemeente aan zet’ is aangegeven: de gemeente is een belangrijke initiator van preventieve activiteiten en voor het stimuleren van pro-activiteit van de ouderen. De professionals die in een RIVM-onderzoek in 2016 zijn bevraagd geven aan dat er meer prioriteit nodig is voor preventief ouderenbeleid. In andere rapporten, zoals in de onlangs verschenen dialoognota van VWS schemert ook door dat het nog niet zo goed van de grond komt.

De taak is duidelijk omschreven en wettelijk vastgelegd:

  • Inzicht hebben in de gezondheidstoestand en welbevinden van ouderen
  • Vroegtijdig signaleren van kwetsbaarheid bij ouderen
  • Beleid formuleren op gebied van preventieve zorg voor ouderen
  • Passend aanbod voor ouderen organiseren voor ouderen op gebied van preventie, zorg en welzijn
  • Regie en coördinatie voeren op preventieve zorg voor ouderen

Bij de uitvoering kan men rekenen op ondersteuning van verschillende partijen. De rijksoverheid bijvoorbeeld die verschillende programma’s heeft lopen. Bijvoorbeeld Programma Langer Thuis met als doel dat ouderen in hun eigen vertrouwde omgeving zelfstandig oud kunnen worden met een goede kwaliteit van leven. Ook het samenwerkingsverband BeterOud, regionale netwerken, academische leerwerkplaatsen en kenniscentra geven veel inhoudelijke informatie en soms dienstverlening. Het RIVM en de GGD’s ondersteunen ook bij het inrichten van een preventief beleid gericht op ouderen.

Hoe?

Op LoketGezondLeven.nl staat een mooi globaal stappenplan als inspiratie voor gemeenten die aan de slag willen met een preventieaanpak voor ouderen. We zien daar de volgende stappen:

  1. Zicht krijgen op (kwetsbare) ouderen binnen de gemeente, wat gebeurt er al, wie is betrokken?
  2. Kies prioriteiten en doelen vanuit een gezamenlijke visie.
  3. Maak een plan voor een integrale wijkaanpak. Daarbij moeten de vier pijlers van een integrale wijkaanpak worden uitgewerkt, namelijk: Fysieke omgeving, sociale omgeving, voorlichting en educatie, signalering-advies en ondersteuning.
  4. Aan de slag
  5. Evalueer en monitor

Dit stappenplan geeft ook veel weer van de door het RIVM benoemde factoren voor succes. Daarnaast benoemt het RIVM ook nog het maatwerk, het betrekken van de ouderen zelf en het gebruik maken van een spil-functionaris in de wijk.

Genoeg te doen!

Preventie gericht op het proces van ouder worden is voor een groot deel nog een onontgonnen terrein. Op specifieke onderwerpen is ervaring opgedaan, met name gericht op de meer kwetsbare ouderen. Maar een samenhangende aanpak voor het ‘in gesprek raken’ met de jonge ouderen bestaat zeker nog niet. Nader onderzoek en vooral planmatig ervaring opdoen in de praktijk zal hier langzaamaan meer invulling aan geven.

Het uiteindelijke doel van de preventie is helder: zo veel mogelijk kwaliteit van leven zo lang mogelijk behouden. Het praktische doel van de interventie bij de jonge ouderen is vooral om ze aan te zetten tot een pro-actieve houding. Dat maatwerk en de betrokkenheid van ouderen zelf cruciaal is, staat inmiddels vast. Ook wordt algemeen onderschreven dat tijdig moet worden gestart en dat het vooral zal moeten plaatsvinden in wijk en buurt.

Behalve de vraag ‘Hoe?’ is er ook de vraag “Waarover dan?’ Dat is bij de vitale ouderen wezenlijk anders dan voor de kwetsbare ouderen. Het moeten onderwerpen zijn die betrekking hebben op de kwaliteit van leven, maar tegelijkertijd ook een handelingsperspectief bieden voor jonge ouderen. Ze moeten er bij wijze van spreken morgen mee aan de slag kunnen. In de volgende blogs zullen deze onderwerpen nader worden uitgewerkt.